Als de dag van gisteren:

De Efteling in 1952

Bron: Brabants Dagblad 19 Feb 1997

Het sprookjesbos De Efteling in 1952 een andere wereld
Onder de indruk van de 'wonderpapegaai'

Het heden is niets zonder het verleden. Wie het heden wil kennen, moet het verleden bestuderen. Wanneer de aandacht zich vooral richt op de mensen en hun doen en laten, dan wordt geschiedenis een levende en levendige wetenschap. Kees van den Oord brengt in deze rubriek aspecten van het verleden van de Langstraat en het Land van Heusden en Altena tot leven. Deze keer gaat zijn bijdrage over de beginjaren van De Efteling. In het kader van het 45-jarig bestaan organiseert het attractiepark in Kaatsheuvel dit jaar een doorlopende tentoonstelling met oude familiekiekjes. Kees van den Oord sprak met een van de vele tientallen inzenders, mevrouw Suze van Drongelen uit Waalwijk, over haar vroegste herinnering en jeugdfoto in De Efteling uit 1954.

Door Kees van den Oord
Het Philipsconcern vierde in Eindhoven mei 1951 uitgebreid het zestigjarig bestaan. Het gouden jubileumfeest kon tijdens de Tweede Wereldoorlog niet doorgaan. De 51-jarige cineast Peter Reijnders bracht in opdracht van de Philipsdirectie een feeëriek verlichte sprookjestuin aan in het Stadswandelpark. Dit werd een groot succes. Reijnders vatte het plan op om een permanente sprookjestuin bij de Genneper Watermolen in te richten. De illustrator Anton Pieck maakte hiervoor reeds ontwerptekeningen . Reijnders kon zijn plan uiteindelijk niet in Eindhoven realiseren, maar wel een jaar later in Kaatsheuvel, waar zijn zwager, burgemeester mr. R.J.Th. van der Heijden voorzitter was van de stichting Natuurpark de Efteling. De Efteling was van oorsprong een sportpark, dat aan het begin van de crisisjaren werd aangelegd. Later volgde een uitbreiding met een speeltuin en een theehuis. Het nieuwe natuurpark voldeed in de ogen van de burgemeester nog niet als een toeristisch ontspanningspark.

Van der Heijden was geheel oor voor Reijnders enthousiaste plannen om een sprookjesbos aan te leggen met bewegende figuren. Deze figuren zouden bovendien geluid maken; Philips-technici konden daarvoor zorgen. "De electromagneet, de in de oorlog ontwikkelde bandrecorder, stromend water, stukken hout en onderdelen van een meccanodoos, alle beschikbare middelen werden ingezet om de toeschouwer kreten van verbazing en verwondering te ontlokken", aldus André Sonneville in diens in 1992 verschenen jubileumboek.

Burgemeester Van der Heijden liet 'regisseur' Reijnders zijn gang gaan. Anton Pieck deed weer mee. "Het was gek, ik had gedacht: dat wordt een groot fiasco. En ik had ook gedacht dat als ik een jaar later nog eens in de buurt van Kaatsheuvel kwam, dat ik dan een beetje moest oppassen, omdat het een grote mislukking zou worden", blikte Pieck op latere leeftijd terug. De eigenlijk conservatieve burgemeester bleek ook zijn bedenkingen te hebben gehad bij het moderne sprookjesbos van de Efteling, bekende hij later. "Ik heb meerdere malen achter mijn oren gekrabd als mijnheer Reijnders met een nieuwe gedachte kwam. Ik dacht, ja, ja, dat is allemaal heel goed in een gezellig onderonsje, maar ik wil het wel eens zien".

Wonderpapegaai
Het Sprookjesbos van Reijnders en Pieck ging op 31 mei 1952 officieel open. Tien sprookjes waren er te zien; Sneeuwwitje in haar grot was als eerste klaar. De pers stond versteld van de technische hoogstandjes: "Groot en klein waant zich in een andere wereld", aldus een verslaggever van Het Eindhovens Dagblad. Een journalist van Het Dagblad Oost-Brabant was onder de indruk van de 'wonderpapegaai'. "Spreekt de bezoeker nu eenige woorden in, dan begint even later de bek van de vogel te bewegen en hoort de spreker zijn eigen woorden op 'papegaaientoon' weerklinken." De Echo van het Zuiden hoorde bij voorduring een "melodietje onder de bomen ruisen". De reacties van het publiek waren even lovend. In totaal kwamen tijdens het eerste jaar 222.941 bezoekers naar het nieuwe recreatie-oord. Een entreekaartje kostte 85 cent. Kinderen, gezinnen en scholen waren de belangrijkste doelgroepen voor de leiding van De Efteling. In 1954 kon reeds de miljoenste bezoeker worden verwelkomd.

Tien jaar
Suze Klaasse uit Sprang-Capelle was tijdens de grote vakantie van dat jaar tien jaar oud, toen ze voor het eerst met haar familie op de fiets naar De Efteling ging. "Mijn nichtje uit Amsterdam, Magda Varossieau, ging ook mee. Ze logeerde bij ons. Samen gezellig over de kiezelpaden in het sprookjesbos, kijkend naar Roodkapje en Sneeuwwitje. Daarna de speeltuin in, dan naar het traptreintje of de kano. We vielen in het water en droogden ons aan de bosrand. Dat was pas echt vakantie."
De thans 52-jarige Suze van Drongelen-Klaasse bezit nog enkele foto's van haar eerste dagje Efteling. "Toen ik de oproep zag om oude foto's in te sturen, heb ik onmiddellijk gereageerd. Zo'n leuke herinnering heb ik na al die jaren aan die ene vakantiedag. De Efteling was toen klein, overzichtelijk. Je kon niet verdwalen. Mijn jongere zusje was zeer onder indruk van het kleine kabouterje, dat met zijn duim wees en zei: ,Kleine boodschap, daar'. Op de terugweg bleef ze maar 'Kleine boodschap, daar' herhalen."
bron: A. Sonneville, 'Mam een duppie voor de kip?', Kaatsheuvel 1992; K. van den Oord, Àch Lieve Tijd, de boeiende historie van Eindhoven, de Eindhovenaren en hun vrije tijd', Zwolle 1990, p 48.
foto bij originele artikel: Tijdens de grote vakantie van 1954 gingen Suze Klaasse en Magda Varossieau samen in het traptreintje van De Efteling. Reproductie Frank Trommelen.