Bron: Efteling Persmap 1986
"Kijk", zegt Mari van Heumen, "dit is nu een heup". Hij
graait in een rek en haalt er een toestelletje uit, dat, voor een leek,
gebouwd zou kunnen zijn uit een professionele meccano-doos. Stangetjes,
tandwieltjes en boutjes, moertjes, schroefjes,nippeltjes, om met André
van Duin te zingen. In een ijltempo komen schouders, hoofden, armen en
benen als ijzeren puzzelstukken uit de wanden vliegen. Het past allemaal
in elkaar en op elkaar. "Als je die in beweging wilt hebben dan moet je
dat erop doen en bij een andere scene weer zoiets". Het klikt allemaal
perfect ineen. Een "mens" die moet drinken is snel zo gebouwd. Een bezoek
op de "kraamafdeling" van de 140 bewegende, levensgrote en levensechte
poppen in Fata Morgana, de nieuwste attractie van de Efteling in Kaatsheuvel.
Het systeem in en onder de realistische figuren in de Verboden Stad is
helemaal in De Efteling bedacht en gemaakt. Na de tekentafel hebben Mari
van Heumen en Henk Smulders hun technische tanden erin gebeten. De "poppendokters
van De Efteling", gehuld in blauwe in plaats van witte stofjassen en in
plaats van een bloeddrukmeter een draaibank.
Voordat Smulders en Van Heumen hun technische problemen
op orde hadden is er heel wat water door de Perzische Golf gegaan. Jaren
van proberen, uitvogelen en uitdenken zijn vooraf gegaan aan het tijdstip
waarop de werkplaats voor produktie ingericht kon worden. Het duo ziet
het leven vanaf begin jaren tachtig helemaal beheerst door poppen, poppen
en nog eens poppen, bestemd voor de nieuwe attractie. Het is een stuk van
hun leven geworden. "Het doet wel een beetje pijn, nu Fata Morgana klaar
is", zeggen ze, waarmee overigens hun werk met poppen niet afgelopen is.
Smulders en Van Heumen werken al vijftien jaar samen
in De Efteling aan het maken van poppen. Er zijn bijvoorbeeld technische
staaltjes van het tweetal terug te vinden in het Spookslot. Eerst was dat
alleen in het seizoen; nu heel het jaar door. Specialisten dus met een
enthousiasme voor het werk, dat ze allebei op een eigen manier uitdragen.
Mari van Heumen heel druk en gebarend; Henk Smulders rustig en relativerend.
Een goed bewegend tandem, dat vakkennis stopte in een levensechte show.
Als de twee hun werkplaats vol trots laten zien, merkt men pas hoe ingenieus
een mens en zijn bewegingen in elkaar zitten. Moedertje natuur laat zich
zo maar niet met mechaniek nabouwen. Wil je tenminste de echtheid zo dicht
mogelijk benaderen. Een foute ontwikkeling en een show met "levende" figuren
is snel tegen het belachelijke aan. Een voor de mens simpele beweging van
een glas naar de mond brengen en drinken, doet een pop met metalen ingewanden
niet zo vlot. Hardleers, zou men kunnen zeggen.
Van Heumen en Smulders stuitten daarbij op 1001 problemen.
"In 1980 zijn wij begonnen met het maken van een prototype met 20 bewegingen.
Eerst de ontwikkeling van een pop, die op zuigertjes werkte. Die was erg
moeilijk te controleren en sturen. Uiteindelijk zijn wij terecht gekomen
bij het huidige systeem: mechanisch bestuurde en voortbewegende poppen,
met hier en daar hulpmotortjes. De bouw van het prototype alleen al duurde
twee jaar en de totale ontwikkelingsduur van de poppen was vier jaar".
Met bedenkingen, die iedereen altijd op zijn eigen werk heeft, zijn de
technici tevreden over de resultaten. De bewegingen zijn natuurlijk en
vloeiend. Uit hoofde van hun vak, zijn Van Heumen en Smulders al een paar
keer naar Disneyland geweest op studiereis. Omdat daar alleen vergelijkbaar
materiaal is. "Zeker wat bewegingen betreft overtreffen wij Disneylands
poppen in shows. En die zijn gemiddeld nog tien keer duurder, dan die van
ons", hun bevindingen samenvattend. Toen eenmaal de weg naar Bagdad gevonden
was, was het voor de twee 'n kwestie van routine. In anderhalf jaar tijd
bouwde men de 140 bewegende poppen in een soort van assemblage-tempo.
"Omdat er steeds méér in ging, werd het
steeds moeilijker. Het meest ingewikkelde was het programmeren. Wij wisten
het in de verte wel, maar toch", vertellen ze, terwijl ze een soort van
onderstel van een weefgetouw laten zien: de zogeheten stoel, het "hart"
van de pop, die erop aangesloten is. Op die stoel zit het programma, dat
ingewikkeld is door zijn eenvoud, zo lijkt het. Een beweging van een arm
arm bijvoorbeeld wordt op een schijf uitgezet. Die schijf wordt zo gezaagd
en later als een draaiorgel afgetast. Door middel van kabels krijgt de
arm de impuls om te bewegen; de mechaniek treedt in werking. Simpel ? Een
wiel is ook simpel als men weet dat het rond moet zijn. Naar gelang het
aantal bewegingen, die een pop moet beheersen voor een optreden in de show,
zitten er schijven op de stoel. Soms complexe, andere met wat minder schijven.
Die van de tandarts-scene en de ezeldrijver waren harde noten om via deze
weg te kraken, geven Van Heumen en Smulders aan. "Daarin gebeurt zo veel
tegelijk, dat moet je je eens in mechaniek voorstellen. En het moet goed
zijn natuurlijk. Kwalitatief en duurzaam, net als de minder moeilijke"
Onder de hele show bevindt zich een manshoge kruipruimte.
Schoon en afgewerkt. Een ruimte waar een bezoeker, die in de boot zit,
niet aan mag en moet denken. Men krijgt er overigens geen tijd en inspiratie
voor om nu eens op het gemak te gaan bedenken, hoe het nu allemaal werkt.
Dat is in wezen ook niet belangrijk voor de toeschouwer.
In de ruimte, voor degenen, die toch benieuwd zijn, staan
de stoelen in volslagen willekeurige slagorde. Boven hun, met dik beton
er tussen staat de personificatie van hun aangeven. Het lijkt op een verlaten
garenfabriek, met al die draden, die de impulsen aangeven. Meer is niet
te zien. Het speelt zich dan ook boven af.