Magische
Klok
Door: EFTELEX
Beluister
hier het verwijderde gedeelte
Dit is het verhaal van de Magische
Klok, zoals dat door Peter Reijnders op het Herautenplein in het Sprookjesbos
wordt verteld. Het gedeelte in rood is enkele jaren geleden uit de uitvoering
geknipt, zodat het verhaal nu ongestoord twee maal per kwartier te horen
is.
Heel lang geleden woonden hier op een prachtig kasteel zes koningszonen.
Ze waren zo ijdel, dat ze aan de machtige tovenaar een klok besteld hadden,
met zes ridders te paard, zodat iedereen die de klok zag, aan hen zou denken.
Bovendien mocht de klok pas gaan lopen en de bel gaan klinken, zodra de
koningszonen op hun trompet bliezen. Ze hadden de tovenaar beloofd hem
daar drie zakken goud voor te geven. Maar toen de klok klaar was en ze
bij hem kwamen om de klok te halen, hadden ze zoveel geld uitgegeven aan
mooie kleren en lekker eten, dat ze nog maar één zak goud
over hadden, en 'm dus niet konden betalen. De tovenaar werd vreselijk
boos. 'Als jullie niet genoeg geld hebben, dan hadden jullie ook niet zo'n
dure klok mogen bestellen,' zei hij. 'Maak nu maar gauw dat jullie wegkomen.
Ik verkoop die klok we-we-we-wel aan iemand anders' En toen zette hij hen
buiten de deur. Nu had Slimme Toontje, het knechtje van de tovenaar, achter
de deur staan luisteren en zodoende alles gehoord. Aan deuren luisteren
is een lelijk iets, maar Slimme Toontje had nog meer slechte eigenschappen.
Hij kon liegen als de beste en was nog oneerlijk ook. Hij was alleen maar
bij de tovenaar in dienst gekomen om stiekem achter alle geheimen te komen,
in de hoop daar veel geld mee te kunnen verdienen. En hij verzon dan ook
een heel boos plan. De volgende dag zei de tovenaar tegen Slimme Toon:
'Toon, Toon, ik moet op reis. Ik ga proberen of ik niet iemand kan vinden,
eh, die de Magische Klok wil kopen. Hier is de sleutel van m'n kamer; pas
goed op dat 'r niemand binnenkomt.' 'Hèhè, niet zolang ik
er ben,' zei Slimme Toon en hij wuifde de tovenaar na tot die achter een
heuvel verdwenen was. Toen rende Slimme Toon de trappen af en liep op een
holletje het donkere bos door, naar het kasteel, waar hij zich bij de koningszonen
liet aandienen. 'Wat kom jij hier doen?' vroeg de oudste koningszoon. 'Ik-ik-ik-ik
ben de knecht van de tovenaar,' zei Slimme Toon, 'en ik kom jullie vertellen
hoe je voor één zak goud de Magische Klok kunt krijgen. Als
jullie mij die zak goud geven, dan zal ik de deur van de kamer van de tovenaar
opendoen. Dan kunnen jullie de klok, nou, gewoon meenemen.' 'Hoeraaa' riepen
de zes koningszonen, en toen ze hoorden dat de tovenaar op reis was, nam
één van hen Slimme Toon voor zich op z'n paard, en
reden met z'n allen in galop naar de toren van de tovenaar. De
koningszonen pakten daar de gouden wijzers, de wijzerplaat, de zes ruitertjes
en de bel op hun paarden en reden terug naar het kasteel. Slimme Toon begon
hard te werken. Hij metselde de wijzerplaat in het torentje van het kasteelplein.
Daarboven kwamen de ruitertjes. En helemaal op het dak van de toren maakte
hij de bel. De koningszonen keken hun ogen uit. Oh, wat een mooie klok
was dat. En ze hadden veel plezier dat ze die goeie tovenaar zó
lelijk bij de neus hadden genomen. Toen de klok klaar was, gingen de koningszonen
hun trompetten halen. 'Blaas maar,' zei Slimme Toon, 'dan zul je eens wat
zien.' Dat deden ze, en ja hoor: de wijzers van de klok begonnen te draaien,
de ruitertjes begonnen te rijden en de bel.... Mis. De bel begon niet te
luiden. Hoe ze ook bliezen, de bel deed het niet. De koningszonen werden
vreselijk boos op Slimme Toon. Want de bel, ja, de bel vonden ze het mooiste
van de hele klok. Maar... Slimme Toon had het al gezien: 'Hèhè,
eh, eh, we zijn de klepel vergeten,' zei hij, 'die l igt zeker nog in de
kamer van de tovenaar. Uh, ik zal 'm wel even halen.'
De tovenaar was intussen de hele dag op stap
geweest om de klok te verkopen. Maar hij had niemand kunnen vinden die
zomaar drie zakken goud kon betalen. En hij was zó moe geworden
van al dat geloop, dat-ie met z'n rug tegen een boom was gaan zitten om
wat uit te rusten. Plotseling zag-ie in de verte een klein kereltje aankomen.
'W-Wat vreemd,' zei de tovenaar tegen zichzelf. 'Dat lijkt Slimme Toon
wel. Ik dacht dat-ie op de klok zou passen, e-en nou loopt-ie hier, door
het bos?' Hij verstopte zich achter de boom, en ja hoor, daar kwam Slimme
Toon voorbij, met de klepel op z'n rug. De tovenaar begreep er niets van,
maar hij dacht wel dat er iets niet pluis was. En toen hij zag dat Slimme
Toon de weg naar het kasteel insloeg, besloot-ie hem ongezien te volgen.
De zes koningszonen stonden al vol ongeduld te wachten, en ze hielpen
Slimme Toon om op het torentje te klimmen. Daar hing hij de klepel in de
bel, en toen riep-ie naar beneden: 'Blaast u nog 'ns Nu zal het wel beter
gaan' De zes koningszonen hieven hun trompetten naar hun mond, en bliezen.
De ruitertjes begonnen te rijden, en de bel begon te luiden. Maar wie kwam
daar door de poort? De tovenaar. Hij begreep ineens alles en werd wit van
boosheid. 'Lelijke dieven die jullie zijn' riep-ie tegen de koningszonen,
'die mooie klok te stelen, waar ik drie jaar aan gewerkt heb Wacht maar
eens, ik zal jullie leren' En hij prevelde de sterkste toverspreuk die
'ie kende. Plotseling konden de koningszonen zich niet meer bewegen. Ze
moesten stokstijf blijven staan, met de trompet aan hun mond. 'Ieder kwartier
zullen jullie moeten blazen,' zei de tovenaar, 'en als de ruitertjes dan
gaan rijden, dan kunnen de mensen zien hoe jullie vroeger vrij en blij
te paard door de velden reden, en hoe jullie nu voor straf in stenen beelden
veranderd bent.' Slimme Toon probeerde zich nog te verstoppen achter de
bel, maar de tovenaar had 'm al gezien. 'En jij, Slimme Toon, jij zult
voor altijd op het dak van de toren moeten blijven zitten en de bel luiden.
Dan kunnen de mensen horen waar ze moeten komen kijken om een oneerlijke
knecht te zien.' En, zoals de tovenaar zei, zo
gebeurde het. En zo is het nu nog. Ieder kwartier blazen de koningszonen
op hun trompetten en ieder kwartier luidt Slimme Toon de bel. Maar hij
is niet zó slim dat-ie van de toren afkan. Misschien dat ooit de
toverspreuk z'n kracht verliest en ze allen weer levend worden, dat de
koningszonen weer vrij en frank door de velden kunnen rijden, en dat Slimme
Toon een eerlijke knecht wordt... wie weet, gebeurt dat nog 'ns. Want ja;
in sprookjes is alles mogelijk.
Het verhaal wordt begeleid door muziek van Albert
Ketèlby: 'In a Monastery garden'
Het geluid van het trompetgeschal van de koningszonen
is een fragment van het 'Capriccio Italien' van Tchaikovsky
De oorspronkelijke versie, inclusief instart en
uitloop muziek, duurde 7:56. Het gedeelte in rood duurde exact een minuut,
dus het verhaal komt nu in 6:56 voorbij.
Let op hoe Peter Reijnders de soms buitensporig
lange zinnen in het verhaal toch duidelijk en sfeervol weet uit te spreken.
Authentiek: na de zin 'En als de ruitertjes dan gaan rijden' is te horen
hoe hij even slikt en dan het verhaal vervolgt.
Verder verspreekt Peter
Reijnders zich bij het uitspreken van oneerlijke knecht. Hij zegt oneerlijke
klecht.
Overigens is de tovenaar een merkwaardig typ.
Aan het begin wordt hij zonder verdere introductie neergezet als "de machtige
tovenaar", die ondanks al zijn macht en toverkracht niet minder dan drie
jaar doet over het bouwen van een klok. En wanneer hij gaat proberen de
klok aan iemand anders te verkopen, verplaatst hij zich te voet! Maar ja;
in sprookjes is alles mogelijk!